Pennie Wijs snapt het niet
en kan dat niet uitstaan,
dus probeert ze het ook:
Opruimen
Van nature ben ik nieuwsgierig. Sommige verschijnselen intrigeren me. Hypes bijvoorbeeld. Waar komen die vandaan? Wie begint? Hangt er iets in de lucht, wat is dat ‘iets’ en hoe komt het dat er ineens een voedingsbodem voor is? Neem nou het minimalisme. Mensen werken allerlei zaken de deur uit, zaken die ze ooit leuk of nuttig vonden, anders waren ze die deur natuurlijk nooit in gekomen. Maar goed, kan gebeuren, op zich niks mis mee. Ware het niet dat er allerlei vreemde nevenverschijnselen bij komen kijken, waarvan ik denk: huh? Of eigenlijk zelfs: HUH???
Maar ja, wie ben ik? (Bescheidenheid is ook een eigenschap van me…) Theoretisch zou het mogelijk zijn dat de heilzame werking van het minimalisme aan mij voorbij gaat, omdat ik te dom/lui/star ben om de essentie ervan te vatten. En dat zou zonde zijn. Onderzoek alle dingen en behoud het goede! Bovendien wil ik ook wel eens ruimte in mijn hoofd, een opgeruimde geest, het gevoel dat ik weer kan ademhalen en al die andere exquise ervaringen en gemoedstoestanden waar die minimalisten over trompetteren.
Dus ik ging nadenken. Als ik nou eens een heel klein proefprojectje deed? De zolder is een gebied waar je flink kan scoren zo lees ik overal. Vooruit met de geit!
Ik beklom de trappen en probeerde met een minimalistische bril mijn vertrouwde zolder te bekijken. Onder het schuine dak staat een rij verhuisdozen (8 stuks). Vóór die rij, daar waar het dak wat hoger wegloopt en dus meer ruimte is, kunnen er twee op elkaar staan. Een rijtje van 16 dus. Maakt samen 24 stuks. Nota bene, we hebben het hier niet over dozen met kerstspullen of hobbydingen (die staan ergens anders), maar over dozen met spullen die na de verhuizing (negen jaar geleden) niet uitgepakt zijn. Ja, bij een echte minimalist lopen nu reeds de rillingen over de rug, ik weet het…
Want waarom zijn die spullen niet uitgepakt? Simpel: er was geen kastruimte voor. Wij bewoonden een Pippi Langkousachtig pand, met diepe, hoge kasten op de meest onwaarschijnlijke plekken en die had ik allemaal volgestampt met mooie, fijne, nuttige en/of dierbare spullen. Heerlijk! Maar toen gingen we naar een nieuwbouwhuis, waar veel dingen fijn zijn (zoals: muisloos, tochtloos, vochtloos, kierloos, spinnewebloos en een energierekening zo laag dat je je iedere maand weer van dolle pret op de knieën slaat) maar een paar dingen toch minder fijn, waaronder: kastloos. Wie dat heeft verzonnen, ik weet het niet, maar het moet wel een man zijn.
Afijn, je kunt niet alles hebben in het leven. We stapten over mijn bezwaren heen en kochten voor het eerst van ons leven zo’n ellenlange kastwand die je wel meer in slaapkamers ziet en ik geef toe, het is héél erg oerlelijk, onromantisch en weet ik wat, maar meestal heb ik daar toch mijn ogen dicht en in het geval van ogen open zie ik ook niks, want geen bril op. In die Chinese muur paste mooi onze kleding en het beddengoed en toen was ie vol.
Een normaal mens heeft echter veel meer spullen. Slaapzakken om mee te kamperen of logees in te wikkelen, zwemvesten (ooit gedragen tijdens kanotochten, nu bewaard voor verwachte stijging zeespiegel), het kampeerkookstel met bijbehorend rekje, luchtbedden met pompje, vorige dekbedden (niet meer fijn genoeg om onder te slapen, wel handig voor nood in geval van zo snel stijgende zeespiegel dat we naar zolder moeten vluchten zonder tijd om dekbedden uit slaapkamer mee te nemen) rollen behang (met plakmiddelen en behangtafel) en ach, ga zo maar door, ik ga hier niet van die duffe lijstjes tikken die je overal al lezen kunt.
Dus makkelijk zat: dat kon allemaal niet weg. Maar. Er waren ook dozen met boeken. Boeken die niet dagelijks geraadpleegd worden en die in dit huis niet meer achter in diepe kasten weggestouwd konden worden. Zou daar iets mee te doen zijn? Een beetje zenuwachtig schuifelde ik richting boekendozen. Hoe was het ook alweer? Er zijn trucjes waarmee de minimalisten te werk gaan. Eerst tellen geloof ik. Je mag van iets 34 hebben. Of juist 68. Waarom onthoud ik dat soort getallen nooit? Niet gaan piekeren nu. Doorpakken.
Ik trok een doos open. Ja doei, heel veel boeken, die ging ik mooi niet tellen. Ik pakte er eentje op, sloot mijn ogen, concentreerde me en probeerde te voelen of ik er blij van werd. Of dat ik er energie van kreeg. Want dat gebeúrt! Bij minimalisten dan. Ik voelde of kreeg er niets van. Maar misschien kwam dat omdat ik met mijn ogen dicht zat. Voor de zekerheid besnuffelde ik het boekwerkje ook nog even. Helaas, niet die heerlijke, onmiskenbare oude boekengeur, het rook eigenlijk best neutraal. Waren dit dan de officiële signalen dat iets weg kan? Mijn hart begon te bonzen van opwinding. Zou het bij mij óók werken? Voorzichtig loerde ik tussen mijn oogharen. Wat had ik hier te pakken? Ach! Jéé! Kijk nou! Leerboek havo3. Een golf van herinneringen knetterde door mijn brein. Niet omdat ik ooit in havo3 zat, maar omdat ik er vóór stond.
En ineens waren ze er weer allemaal. De lieve schatten. En de donderstralen. Patricia met haar geblondeerde haar en nepwimpers. Natasja die alsmaar knalroze lippenstift zat te smeren. Wim, die ik in de voorste bank zette, omdat hij anders boterhammen met pindakaas achter de verwarming propte. Rick, die altijd verontwaardigd reageerde als ik hem betrapte op voorzeggen: ‘Dit kúnt u niet gehoord hebben, mevrouw!’ Marjolein die als het moment van huiswerk noteren was aangebroken steevast verbaasd uitriep: ‘Maar moest je een pén meenemen dan?’
En al die anderen. En het klaslokaal met de rammelende luxaflex. De muffe stank van ongewassen puberlijven in de vroege morgen. De docentenkamer. De idealistische collega’s. De zure zeurpieten. Het schoolplein. Het fietsenhok. De route die ik dagelijks fietste. Hoe ik mijn man leerde proefwerken na te kijken omdat ik het zo godsgruwelijk saai werk vond. Klasseavonden waarop eindeloos een lammenadige versie van La Bamba gedanst werd. Ooh. Those were the days.
Jamaar, jamaar, roepen de minimalisten nu, die herinneringen zitten toch in je hart en niet in die doos?
Dat boek kan toch gerust weg? Nou, het klinkt misschien heel onattent, maar er zijn járen voorbijgegaan dat ik niet aan de lippenstift van Natasja en de pindakaasboterhammen van Wim dacht. Al die herinneringen floepten tevoorschijn uit dat boek. Zonder het boek waren Natasja en Wim misschien wel spoorloos uit mijn geheugen geglipt. Ik zat er een uur mee onder de strijkplank voor ik het terug legde. Toen had ik een heel vol en moe hoofd. Genoeg geruimd. Volgende keer weer verder. Nog 24 dozen te gaan. Min één boek.
Pennie Wijs
Geen opmerkingen:
Een reactie posten