Vandaag een blog van Martine van min-of-meer.blogspot.nl over zooi die vaak niet alleen zooi is.
Opruimen en minimalisme, daar vinden héél veel mensen iets van. Dát weten we inmiddels. Gisteren kreeg ik een paar prachtige reacties over de generatie van opa's en oma's van lezers. Lies schreef over haar grootouders: 'Het waren zuinige mensen die hun hele leven deden met die spullen en ze goed onderhielden. Maar het waren er dus wel veel en weggooien was zonde, want je weet maar nooit. Mijn ouders zijn ook zo: zuinig op hun spullen en veel dingen bewaren die 'misschien nog wel eens handig kunnen zijn'.
Dat kan ik me ook nog goed herinneren van mijn opa en oma. Gefascineerd was ik door de
voorraad kast in de gang waar honderden blikken met eten stonden opgestapeld. Maar niet alleen eten was er in overvloed. 'Heb je het koud? Wil je een deken? Twee dekens?' Als ik daar logeerde lag ik onder 4 lagen dekens omdat het daar boven altijd ijskoud was. De kast in de kamer waar ik en mijn zus lagen tijdens de logeerpartijen bevatte onvoorstelbaar veel lakens en toch al snel 100 washandjes, hemdjes, nachtponnetjes van sterk ontvlambaar materiaal (voor oma om onverklaarbare redenen geen degelijk katoen maar kriebelend nylon). Van alles toverde ze tevoorschijn indien ze je betrapte op een behoefte, niets werd weggegooid.
Zij kwam dan natuurlijk ook uit een andere tijd waarin spullen werden gekocht om een leven lang mee te gaan en de meeste spullen bovendien ook werden gemaakt om een leven lang mee te gaan. Maar had mijn oma een paar honderd boeken? 15 paar laarzen? 3 warmhoudplaatjes? Nee, dat dan weer niet.
Veel spullen die wij nu dagelijks gebruiken, bestonden niet in grootmoeders tijd. De spullen die ze wel had, werden bewaard óók als ze niet meer dagelijks werden gebruikt, voor 'als, dan, je weet maar nooit'. Om later misschien te worden gebruikt, misschien niet in zijn geheel dan tenminste wel een onderdeel, een stukje, een lapje. Of er werd geruild.
Iemand anders schreef: 'Het is iets van onze tijd dat we denken dat spullen ons in de weg zitten. Wij denken kennelijk niet dat er nog wel eens een periode van gebrek zou kunnen komen?
Is dat zo dat we niet verwachten dat we ooit een periode van gebrek gaan meemaken? Ten eerste wat is gebrek? Ik denk dat veel mensen in deze tijd al midden in het gebrek leven, maar dat terzijde. De vraag is of angst om gebrek het verzamelen van spullen rechtvaardigt.
En zouden we bij het opruimen onderscheid moeten maken tussen dat wat echt onzinnig is en dat wat we ooit nog kunnen gebruiken? Ik twijfel. (-)
Ik denk dat als de nood aan de man is, ik meer heb aan oplossingsgericht vermogen dan aan spullen. Want hoe weet ik nu wat voor spullen ik straks nodig heb? Niet toch?
Handelen uit angst is trouwens nooit een goede motivatie, vind ik. Angst als motivatie zorgt naar mijn ervaring voor blokkades, voor stoppen en vertragen, niet meer stromen. Je doet iets niet, uit angst voor de gevolgen. Maar die angst kan steeds groter worden. Het is een emotie gericht op de toekomst, op iets in de toekomst dat wellicht nooit zal gebeuren. Net als spijt is angst niet iets wat me verder heeft gebracht in het leven. Het is mij in ieder geval nooit goed bekomen.
En waar leg je de grens? Nooit ben ik mijn collega vergeten die tijdens een gezellig gesprekje (we waren allebei zwanger) zei zeker te weten dat ze meer dan één kind wilde krijgen. 'Want als je maar één kind hebt en dat overlijdt, dan heb je niets meer.' Die angst en dus die motivatie om nog een kind te willen, raakte me enorm. Ze heeft dan nu ook inmiddels twee kinderen.
Ergens ligt een grens tussen 'gezond verstand en handig voor de heb' en 'ge-escaleerd bewaren want stel je voor dat de wereld vergaat'. Die grens ligt voor iedereen op een andere plek.
Maar ik denk wel dat leven met angst voor gebrek óók heel veel ruimte in kan nemen. Misschien wel meer ruimte dan je hebt.
Voor mezelf is het vooral ook een onderzoek naar behoeften: wat is opgelegd van buitenaf en wat is echt noodzakelijk? En wat noodzakelijk is, kan ook weer verschillen afhankelijk van de fase waar ik in zit. Ziek op bed had ik bijvoorbeeld andere behoeften (meer sokken / joggingbroeken / warme dekens / sloffen) dan nu, nu ik actiever ben. Dus nu heb ik meer gewone kleding nodig dan voorheen. Maar geen werkkleding, want werken doe ik (nog) niet. Waarom is het dan toch zo moeilijk daar afstand van te nemen? Eén nette outfit moet toch voldoende zijn?
Neem ik afstand van veel meer dan alleen werkkleding als ik het wegdoe? Afstand van de hoop om ooit weer te gaan werken?
En de rok die ik op de begrafenis van mijn vader droeg? Een prachtige rok, maar ik draag hem nooit. Elke keer als ik hem zie, sta ik in gedachten weer die afscheidsrede te houden.
Maar wegdoen lukt niet, dat voelt ongemakkelijk, ongepast naar mijn vader toe. Terwijl die waarschijnlijk zijn schouders erover op zou halen als ik het hem zou kunnen vragen.
Blijkbaar plak ik op veel ongewenste ongebruikte spullen een emotioneel label, wat het moeilijker maakt om afstand te nemen.
Rommel is niet alleen rommel maar ook onze identiteit - terecht of niet - of onze herinnering, ons verlangen of ons doel. We kopen iets omdat we willen lijken op iemand. Omdat het ons een (vals) gevoel van veiligheid of controle geeft. Of omdat de wasmand vol is en we geen tijd hebben om te wassen. Omdat het regent en we geen zin hebben om terug naar huis te gaan om de plu op te halen. En we houden het omdat het ons ergens aan doet herinneren. Of omdat we denken dat we niet zonder kunnen. Omdat we er nu eenmaal voor betaalden en dat een onterechte uitgave lijkt als we het snel weer wegdoen. We nemen afstand van de gedachte dat we ooit nog 10 kilo af gaan vallen als we deze ene broek wegdoen of de loopband, die verschrikkelijk in de weg staat.
Zo bezien heeft moeite met opruimen en een te vol huis niet alleen te maken met angst voor gebrek maar vooral ook met de lading die we aan spullen geven. Hoe ontdoe je zooi van emotionele lading zodat het weer wordt wat het is: zooi die in de weg staat en weg kan?
Martine
Geen opmerkingen:
Een reactie posten