Het ouderlijk huis moet leeg


Sandra Donker stond niet zo lang geleden voor de taak haar ouderlijk huis te ontruimen.

'Ik ga er niet sentimenteel over doen. Een huis is maar een huis, en de mensen die het tot een thuis hadden gemaakt, waren allang vertrokken. Of beter: ze waren er nog wel, maar in een andere hoedanigheid, namelijk in een urn.'

Het huis van mijn ouders moest leeg, want het was verkocht. Er woonde al bijna twee jaar niemand meer, maar we hadden er lang over gedaan om het van de hand te doen. ( - ) De nieuwe eigenaren heetten Dennis en Marianne, er was ook nog een dochtertje voor een van de kinderkamers, dus kwamen ze door de ballotage. Zo lagen er uiteindelijk dan toch een verkoopcontract en een opleveringsdatum op tafel. We hadden de paasdagen uitgetrokken om de boel op orde te brengen, een klus die ons allemaal hoofdpijn bezorgde.

,,We gaan hier niet sentimenteel over doen’’, zeg ik een beetje streng tegen mijn zusje. Van ons vieren is zij de zachtaardigste en ik voorzag een discussie bij elk voorwerp dat naar de afvalcontainer zou gaan. Ik heb geen zin in weemoedige opmerkingen als ‘Kijk, mama’s parfumdoosjes!’ Ik wil niet denken aan hoe vaak mijn vader een voorwerp door zijn handen had laten glijden. Ik heb geen zin in herinneringen die zich onverwacht zouden opdringen, terwijl ik ze nog maar pas netjes had opgeborgen. Het rauwe verdriet heeft plaatsgemaakt voor een vaag gevoel van gemis en dat moet vooral zo blijven. Dus zou ik de boedel het liefst ongezien in de kliko kieperen. Maar ik vreesde dat mijn zusje zelfs nog geen afscheid zou kunnen nemen van het sokkenmandje van mijn vader. Want dat kon ze ‘best nog gebruiken, toch?’ Nou nee dus, er worden geen sokkenmandjes hergebruikt, want onze huizen staan al vol met onze eigen spulletjes en voor je het weet moet ze een schuur aanbouwen om alle in onbruik geraakte eigendommen van onze ouders te stallen.

Mijn behulpzame zwager heeft een inventarislijst opgesteld. Daarop staat een imponerend aantal van 315 items - en dan heeft hij de zolder voor het gemak overgeslagen, waar zelfs nog onze lagereschoolschriftjes en dertig jaar oude ski’s liggen. De must haveszijn snel verdeeld, cadeaus die ooit zijn gegeven keren terug naar de schenker, maar dan doemen drie probleemgevallen op. Zo heeft geen van ons interesse in de Friese stoeltjesklok uit 1780, een familiestuk van moederszijde, opgesierd met wulpse zeemeerminnen en een pastoraal landschap. Hij mag dan antiek zijn, ik vind ’m lelijk, mijn zussen vinden ’m lelijk en mijn broers vrouw vind hem oerlelijk. Mijn broer heeft bovendien via de weg van de familietraditie al een andere buitenissige antieke klok in de maag gesplitst gekregen. Ik had gewild dat mijn moeder de stoeltjesklok bij leven aan een van mijn ooms had geschonken, maar daar is het nu een beetje laat voor. Voor 250 euro aan een handelaar verpatsen, lijkt ons onverstandig met het oog op de verhoudingen met de Friese familietak.

,,Hij kan toch bij jou onder de trap Henk, daar ziet niemand hem’’, probeert mijn jongste zusje. Maar daar trapt Henk niet in.

Ook de grote marmeren tafel is een horde. We hadden het loeizware gevaarte met alle liefde meegegeven aan de opkoper als die hem het huis uit zou tillen, maar zelfs hij had geen interesse. ,,Misschien kunnen we er grafstenen van laten maken’’, oppert mijn broer, die de fijngevoeligheid van mijn zus mist maar wel goed is in het bedenken van praktische oplossingen. Hij klopt even op het tafelblad. Dan kunnen we meteen hoofdpijndossier nummer drie tackelen, zegt hij, en wijst naar het dressoir. Daarop staan de urnen van mijn ouders, met het stof waartoe zij weergekeerd zijn, te wachten op een besluit dat zich maar niet laat nemen.

Mijn jongste zoon is aan het schatgraven. Met een rolkoffertje achter zich aan, gevonden op zolder, speurt hij naar voorwerpen van waarde in het leven van een 6-jarige. Ik heb hem gezegd dat hij alles mag meenemen wat hem aan opa herinnert - het was zijn enige en laatste, de andere drie grootouders heeft hij zelfs nooit gekend. Ik zie er een ongebruikt doosje paperclips in verdwijnen. Een ansichtkaart met een giraffe. Een tasje van de Lufthansa met een slaapmasker, oor-dopjes en sloffen. Een pen. En een oude foto in een lijstje van zijn moeder tijdens een vakantie met een vreemde meneer. ,,Wie is dat?’’, vraagt hij. ,,O, dat is iemand die mama vroeger kende’’, wuif ik weg. Die avond vind ik mijn ex terug in het slaapkamertje van mijn zoon, samen met alle andere voorwerpen van opa die hij keurig rond zijn bed heeft gerangschikt. ,,Dit is mijn museum’’, zegt hij een beetje plechtig.

We delven ons een weg door de kamers, steeds dieper het privédomein van mijn ouders in. Discreet de andere kant op kijken kan niet, met harde grappen maskeren we ons ongemak. ,,Iemand behoefte aan oxazepammetjes?’’, roep ik vanuit de badkamer, nadat ik het medicijnkastje heb geopend en oog in oog sta met het ziekbed van mijn ouders. ,,Of morfine? Altijd handig om in huis te hebben!’’ Steunkousen liggen er, incontinentiemateriaal, een pruik; relikwieën van de ouderdom die met gebreken kwam, gebreken en slopende ziektes. Onder in de kast vind ik een doos met de borstprothese van mijn moeder. Waarom heeft mijn vader die in vredesnaam bewaard? Waarschijnlijk kon hij het niet opbrengen om dat ding, symbool voor zoveel verdriet en pijn, nog onder ogen te komen. Met een knoop in mijn maag gooi ik hem in een vuilniszak.

De bel. Twee verre nichten aan de deur, ik heb ze al lang niet gezien. Een beetje ongemakkelijk peilen ze de stemming. Ze hadden gehoord dat we aan het opruimen waren en, nou ja, we hadden het toch gehad over dat bankje van opa dat over was? En misschien kunnen ze, nu ze er toch zijn, ook nog even een kijkje nemen in de schuur? ,,Neem alles maar mee, hoor’’, zegt mijn zusje. ,,Vandaag is alles halve prijs.’’ Ze kijken haar onderzoekend aan, maar ik gebaar dat het oké is, dat ze voor mijn part de hele achterbak volladen.

De wereld bestaat uit twee typen mensen, constateer ik als ik ze een half uurtje later naar de voordeur zie lopen, hun handen vol met boeken en tuingereedschap, een kringloopwinkel zonder kassa. Je hebt de verzamelaars - zij die gelukkig worden in een huis vol voorwerpen die misschien ooit nog van nut kunnen zijn - en je hebt de Marie Kondo’s onder ons, de Japanse opruimgoeroe volgens wie minder meer is, miss minimalist, die zelfs haar bank de deur uitdeed omdat ze er toch nooit op zat. Haar devies: Does it spark joy? Word je er blij van? Zo niet: weg ermee. Ik reken mezelf absoluut tot de tweede groep; ik word blij van leegte, ruimte, opgaan in het niets, zeker in dit soort omstandigheden.

Het werk vordert gestaag, mijn vader raakt steeds verder uit zicht. Stukje bij beetje verdwijnt hij voor de tweede maal uit ons leven. Tot we uitkomen bij zijn echte domein, zijn studeerkamer. De boekhouding ligt er, minutieus bijgehouden in kriebelig handschrift. Jarenlange correspondentie met zijn beste vriend uit Zuid-Afrika. Diploma’s. Oorkondes. Honderden foto’s. Familieleden uit lang vervlogen tijden. Vakliteratuur. Kerstkaartjes, geboortekaartjes, overlijdensberichten. Schoolrapporten. Een lade met oude sinterklaasgedichten. Liefdesbrieven van mijn moeder. Zijn vulpen. Een familiegeschiedenis in foto’s en documenten. Levens die voorbij zijn.

We kijken elkaar aan en halen diep adem. ,,Tijd voor koffie’’, zeg ik na enige tijd, aarzelend. ,,En een neut’’, zegt mijn broer. 

Ik loop naar beneden en moet denken aan een gedicht van de Amsterdamse dichter F. Starik, die onlangs zelf is gaan hemelen. De dood was zijn specialiteit.

De koning keert terug in vaders schoot.
Leve de een, de ander is dood.
En wij? We blijven achter.
Mensen, dieren, dingen.
Zachter, vager, minder.

In alles aanwezig, maar zachter, vager, minder. Precies dat, dat had hij mooi gezegd.
Deze drie, maar de grootste daarvan is ‘minder'.

Sandra Donker


2 opmerkingen:

  1. Weer een blog dat mij doet sterken in mijn overtuiging dat ik nog meer moet opruimen. Er moet nog meer weg uit mijn huis, want ik wil mijn dochter in de hopelijk verre toekomst niet opzadelen met ook zon zware taak. Ik zie mezelf nog eerst na het overlijden van mijn vader toen moeder naar een kleiner huis moest verhuizen en later na haar overlijden. Mijn ouders hebben mij ook besmet met het wie weet waar het nog goed voor is virus. Maar dit jaar heb ik een flink begin gemaakt en staat er een flinke verzameling spullen klaar die weg kunnen. Een deel naar het grof vuil, een deel naar de kleding container en nog een deel naar de kringloop. Wel eerst met dochter overlegd of er iets bij was waar zij nu of in de toekomst belang bij heeft en dingen mee gegeven of een plekje op de berging gegeven, maar wat er nu ingepakt is kan weg. Makkelijk ? Nee dat is het niet, maar als het eenmaal weg is zorgt het er wel voor dat schoonmaken makkelijker word en dat is heel wat waard. En nu word de regel, voor elk ding wat er in huis komt , moet er ook weer wat weg om te zorgen dat ik niet over een paar jaar weer aan de bak moet. En wat ik wel geleerd heb is dat al zijn de spullen weg, de herinneringen zijn er nog wel en herinneringen kun je ook doorgeven aan de volgende generatie zonder ze op te schepen met overbodige spullen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dit artikel doet me weer beseffen dat er zo nog wel het een en ander nodig is. Nee niet nodig om te bewaren, maar nodig om weg te doen. De ouderlijke huizen zijn al leeg en ja veel daarvan staat nu in ons huis.
    Dank je wel voor deze eye-opener.
    Groet,
    Tineke.

    BeantwoordenVerwijderen