Na de dood van haar moeder vroeg Lisanne van Sadelhoff (33) zich af: hoe is het mogelijk dat een mens na zo'n ingrijpende gebeurtenis weer opstaat. Ze interviewde (ervarings) deskundigen en leerde van hen een paar belangrijke lessen. Het gaat erom dat als je pijn hebt, je erover mediteert, schrijft, leest, praat; dat je het vóélt.
Het was een vastomlijnd plan. Er zou een boek komen. Over veerkracht. Een vervolg op: 'Je bent jong en je rouwt wat', waarin ik de gekte en grilligheid die ik ervoer na de dood van mijn moeder in 2017, wilde normaliseren. De woorden rolden er destijds uit alsof de duivel me op de hielen zat. Daarna ging ik weer over tot de orde van de dag. Leven.
Ik vond mezelf (ik schrijf dit met enig ongemak) best goed geworden in dat leven. De eerste twee moederloze jaren ging ik heel diep; zwart, alles was zo zwart, gód wat miste ik dat mooie mens, maar daarna werd ik gevoelsmatig een steeds betere versie van mezelf - kleurrijk, alles moest kleurrijk. Lang dacht ik: dit komt nooit meer goed. Ik zag mezelf als een veertje, zo eentje dat in je balpen zit, en dat veertje was ingeveerd. Klein geworden. Maar hé. Ik was er weer. Doordat ik de dood van dichtbij had gezien, was ik beter in staat de zin (liefde, lachen, gezondheid) van de onzin (werkakkefietjes, lekke fietsbanden, trage winkelrijen) te onderscheiden. Ik was een tering-naar-de-neringpersoon geworden. Vleesgeworden veerkracht. Maar hoe had ik, dramaqueen pur sang, dat gedaan? En, eigenlijk nog interessanter: hoe staan ánderen op na verlies?
Zonder veerkracht zou je kapper niet meer uit bed komen na de dood van een partner. Zonder veerkracht zou onze premier er na de zoveelste politieke rel de brui aan geven en zonder veerkracht zouden je grootouders misschien geen kinderen hebben gekregen en jij dus niet bestaan. Veerkracht is een eerste levensvoorwaarde. De motor van onze maatschappij. Maar is iedereen even weerbaar? Kan het 'op' raken? En, hamvraag van het leven: 'Kun je jezelf veerkrachtiger maken?'
Ik ging op zoek naar antwoorden bij mensen die ervoor hadden geleerd en mensen die ervoor hebben geleden. Tot de eerste groep behoorden een psychiater, een DNA-expert, een bioloog, een ecoloog, een filosoof, een veerkrachthoogleraar, een psycholoog, een traumadeskundige, een liefdes- verdrietonderzoeker. Tot de tweede groep behoorden de mensen die ik als journalist ooit sprak. Jeanne en Bart, de ouders die hun kind bij de MH17-ramp verloren, maar niet hun glimlach. Zahira, de vrouw die meermaals werd verkracht en zichzelf redde door te dansen. Hanno, de ALS-patiënt die in zijn hoofd leerde ontsnappen aan zijn haperende lijf. Anashya, de tiener die slachtoffer werd van het toeslagenschandaal en korte metten maakte met paniekaanvallen. Wiam, de vluchteling die na jaren zijn trauma's in de bek keek. En Hannah, die geen kinderen kan krijgen maar acceptatie vond.
Het was een vastomlijnd plan. Maar in de periode waarin mijn zoektocht begon, begon er ook iets anders. Liefdesverdriet. Van het kaliber: ik krijg alleen nog maar stracciatella-yoghurt door mijn strot. Niet veel later belandde ik in een hormoontraject om mijn eitjes in te laten vriezen (iets met een onprettig genenfoutje aan mijn moeders zijde). Geregeld dacht ik: dit komt nooit meer goed. Tegelijkertijd schaamde ik me tegenover mijn geïnterviewden, die doorgaans meer te verstouwen hadden dan ik. Maar ik kon het niet helpen: liefdesverdriet en kinderwenspaniek ráásden door mijn met hormonen volgestopte lijf.
Niet aan denken, dacht ik, toen ik aanschoof aan de keukentafel bij Farida Nabibaks. Ik wilde haar spreken over haar intergenerationele trauma: haar worsteling met het slavernijverleden van haar Surinaamse voorouders. 'Het lijf is er niet alleen om het genot te voelen van eten, van seks, het gaat ook om het ervaren van pijn en verdriet en verschillende lagen daarvan,' legde zij uit. 'Het gaat erom dat, als je pijn hebt, je erbij blijft. Dat het bij jou blijft. Dat je erover mediteert, schrijft. Leest. Praat. Vóélt.' Goh, toevallig: ik was net gestopt met voelen. Want ik was veerkráchtig, toch? Pijn en paniek pasten niet bij die happy happy joy joy-versie die ik van mezelf kende en neerzette. En nu zat ik hier tegenover een vrouw die mij, streng doch zachtaardig, de veerkrachtles las. Ik heb haar geloof ik meewarig aangekeken.
Niet aan denken, dacht ik weer, toen ik voor een volgend hoofdstuk Wiam Al-Zabari sprak. Hij ontvluchtte als dertienjarig jochie Irak en zei: 'De kortste weg is er dwars doorheen.' Jajaja. Hóé dan?
Veerkracht is geen eendimensionaal begrip, leerde ik, het is niet plat te slaan. Nergens - sorry, ook niet in mijn boek - staat in beton gegoten hoe je het aanboort. De mate ervan is afhankelijk van (hééft u even): tientallen toevalligheden, karaktereigenschappen, ervaringen, onze genen en jeugd, de mensen om ons heen en andere omgevingsfactoren. En de mate waarin we onze veerkracht moeten aanboren, wordt ook bepaald door wát we precies meemaken (cru en ongenuanceerd gezegd: het ene trauma is het andere niet).
Maar het is helpend om het veerkrachtmechanisme te begrijpen. Marten Scheffer, ecoloog aan de Wageningen University die onderzoek doet naar de veerkracht van zo'n beetje alles (oerwouden, oceanen, financiële markten, ouderen), leerde me dat de meeste mensen een kantelpunt hebben. Wanneer je omvalt of juist de weg up vindt, wordt niet door één ding veroorzaakt. Scheffer sprak over 'allemaal kleine duwtjes': je gaat door een moeilijke periode maar blijft toch sporten, voelt je gezonder, gaat beter eten, straalt zelfverzekerdheid uit, ontmoet nieuwe mensen, maakt vrienden. Of: je komt na verlies de deur niet meer uit, beweegt amper, eet slechter, slaapt slechter, gaat nóg minder graag de deur uit, sluit je af van de buitenwereld. Terwijl in die buitenwereld juist troost verkrijgbaar is.
Verbinding. Nabijheid. Wellicht zweeftermen, maar tevens onze reddingsboeien als ellende met een rotgang ons leven binnen galoppeert. 'Het gaat onder andere om de veren rondóm ons,' vertelde Dirk De Wachter me toen ik hem vroeg hoe hij veerkracht omschreef. 'Veerkracht is altijd een interrelationeel begrip.' Hij is psychiater des vaderlands in België en auteur van onder meer De kunst van het ongelukkig zijn. Behalve kundig en expert, is hij zelf ook ziek. Darmkanker, behandelingen zijn levensrekkend maar niet levensreddend. De psychiater die zijn hele werkende leven lang andermans veerkracht moest zien te vinden, moet nu die van hemzelf aanwenden. 'Wij kunnen niet zonder de ander voort. Mensen bij wie het goed gaat denken allemaal dat zij het zelf gedaan hebben, dat is kenmerkend voor onze zelfgenoegzame ikke-ikke-cultuur. Maar als het heel slecht gaat, als men een groot verlies lijdt… Of als men ziek wordt, voilà, zoals ik, dan wordt de ander héél cruciaal. Dat merk ik zelf nu ook.'
Het mooie is: die veren kun je zelf (her)vinden, zo leerde ik van Anne-Laura van Harmelen, hoogleraar Brein, veiligheid en veerkracht bij het Instituut Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Leiden. Tijdens onderzoek naar de effecten van jeugdtrauma op het brein, ontdekte ze dat de structuur in de hersenen van kinderen met een traumatische jeugd anders in elkaar steekt dan dat van kinderen zónder trauma's. Ze vond bij die eerste groep een hyperactivatie in het stresssysteem: het brein van iemand met een trauma verkeert vaker en langer in de freeze-, fight- of flight-modus dan het brein van 'gezonde' hersenen. Dat was wat Van Harmelen ook verkondigde in lezingen. Na afloop kwamen soms mensen naar haar toe: 'Oké. En is dit het dan? Zijn wij voorgoed verpest door ons trauma?'
'En dát,' vertelde ze me (vurige blik), 'ís dus niet zo. Elk mens is veerkrachtig.' (Ik denk dat ik opgelucht zuchtte toen ze dat zei.) 'Kinderen hebben een hechtingspersoon nodig om uiteindelijk veerkrachtig door het leven te kunnen gaan, maar dat kan ook iemand van de opvang zijn, een opa, buurvrouw, een docent. Het is achterhaald dat de moeder het belangrijkst is en dat het ontbreken van een ouder betekent dat het je per definitie slecht zal vergaan. De mensen die je later ontmoet, vrienden, collega's, liefdes, vervullen ook zo'n belangrijke rol. Supermooi, want het betekent dat je altijd een sociaal netwerk kunt vinden waar je veerkracht uit kan putten.'
Alle mensen die ik sprak hebben samen, zonder elkaar te kennen, een stukje van de puzzel gelegd in mijn boek. Ik heb tientallen omschrijvingen van 'veerkracht' gehoord.
Zahira Mous, een danseres die meermaals werd verkracht, omschreef het als een begrip dat op drie pilaren leunt: expressie ('een manier om je te uiten, zoals zingen, koken, autorijden, sporten, schilderen'), een sociaal supportsysteem (weer die ánder, dus) en spiritualiteit. Een moeder die haar dochter verloor noemde veerkracht als 'lopen in een doolhof': gewoon door blijven lopen, was haar devies, 'soms je neus stoten, daar niet bang voor zijn, omdraaien, en weer een andere weg zoeken.' Een tachtigjarige weduwnaar vertelde hoe zijn inwendige gesprekken met God, het verzorgen van zijn plantjes en zijn fietsrondes hem de dagen door hielpen.
Bij veel mensen die ik sprak, bespeurde ik een zekere mate van acceptatie. 'Het is erg dat dit me is overkomen, afschuwelijk dat ik dit heb, klote dat ik diegene ben verloren, maar het ís nu eenmaal zo.' Flexibel omgaan met dat wat het leven aandient, zit deels in ons karakter verankerd. Hoe minder neurotisch de mens, hoe makkelijker die het heeft om mee te deinen. Fantasie kan ons helpen: fantasierijke mensen zijn over het algemeen veerkrachtiger omdat ze hoopvoller zijn, zo vertelde Emma Pleeging me, hooponderzoeker aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ze kunnen hun dromen en doelen voor zich zien en dat maakt dat ze licht aan het eind van de tunnel zien, ook al zien ze du moment geen hand voor ogen. 'Wie hoopt is assertiever, omdat de mogelijkheid dat iets níét gebeurt er ook nog altijd is. Dat zet mensen aan tot actie,' verklaarde Pleeging.
Ook mensen die goed zijn in 'cognitieve herwaardering' zijn over het algemeen veerkrachtiger in moeilijke periodes, weet veerkracht-hoogleraar Van Harmelen. Het betekent zoveel als: inzien dat verdriet je ook iets kan leren, er iets uit halen, voorbij de slachtofferrol kruipen, zonder je ellende te bagatelliseren.
Makkelijker gezegd dan gedaan, maar hé, het is nu eenmaal gezegd door mensen die het al hébben gedaan. Zo vertelden de vader en moeder die hun dochter verloren bij de MH17-ramp: 'We gingen naar alle herdenkingen, rechtszaken, lotgenotenbijeenkomsten. Het was eerst noodzaak, toen voelde het als nuttig, en daarna bracht het ons lichtheid.'
'Lichtheid vinden kost tijd. Tijd die is gevuld met, excusez le mot, kutdagen. Er wordt niet voor niets veel gescholden in mijn boek, dealen met ellende is geen sinecure.
Veel geïnterviewden spraken enerzijds over 'mildheid', 'lief zijn voor jezelf', anderzijds hadden velen het over een 'schop onder de kont'. De militair die ik sprak over het verlies van zijn been, bijvoorbeeld. Hij zei het wel grijnzend, want: met één been is het moeilijk schoppen.'
Humor: ook zoiets. Het liefst galgenhumor, van die grappen waarvan andere mensen de hand voor de mond slaan, 'kun je écht niet maken'. Anne-Laura van Harmelen, ook moeder van een zoontje met een meervoudige handicap, Flynn, vertelde dat zij met haar gezin een liedje over hem heeft gemaakt: We hebben een Flynn, Flynn, Flynn, En we hebben een Flynn, Flynn, Flynn, En hij kan niet lopeeeeen, Dus nu gaan we hem verkopeeeeen. Ik heb nog nooit iemand zo liefdevol horen zingen.
Wat ik ook niet onbenoemd wil laten (vergeef me het hoge clichégehalte): de drie r-en. Rust. Reinheid. Regelmaat. Voeg daaraan gerust - op mijn conto - de letters b van bewegen (sport, yoga, wandelen) en de h van hulp toe. Hulp in de vorm van praatgroepen, therapie. En ook: lotgenoten.
Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk van die lotgenoten te vinden voor ieder wier emmertje overvol is. Al noem ik ze liever veerkrachtvoorgangers. Mensen die ons voorgingen in hun ellende (als diegene het kan, kan ik het misschien ook…), mensen die allemaal op een zeker moment hebben gedacht: dit komt nooit meer goed. Veerkracht betekent namelijk niet: kaarsrechtop blijven staan. Het betekent juist: de bodem van de put zien, voelen hoe het daar is en leren balanceren tussen treuren en schaterlachen, vloeken en vrolijk zijn, de gordijnen dichthouden en ze weer opendoen. (In die zin had mijn boek net zo goed We zullen soms ook even niet doorgaan kunnen heten, maar dat paste niet op het omslag.)
Het was een vastomlijnd plan. Ik kreeg er een allesbehalve vastomlijnd boek voor terug. Veerkracht is geen simplistisch superheldenverhaal. Ik dacht even, na de dood van dat mooie mens, dat ik 'er was'. Maar die 'er' bestaat niet. Veerkracht is als een pees of spier. Bij sommige mensen met veel pech in het leven is het die dunne, kwetsbare achillespees, bij anderen is het de hamstring. Maar voor iedereen geldt: hij moet getraind.
Elk mens is daartoe in staat.
Lisanne van Sadelhoff.
Foto: Angeliek de Jonge
Dit artikel is afkomstig uit het AD