Welk opruimtype ben jij?



Opruimtypes
(met de bijpassende opruimtips) 

We moeten allemaal opruimen, 
en niemand doet dat echt moeiteloos.
Iedereen heeft wel een valkuiltje hier en daar. 
Soms kan het heel vermakelijk zijn
als je de humor er van in kunt zien.

Hieronder beschrijf ik twintig opruimtypes, 
met voor elke type zijn eigen speciale opruimtips. 
Misschien zijn sommige types herkenbaar? 

Iets om te overdenken? 
Of een gespreksonderwerp 
voor een gezellige avond thuis!

De voor-de-visite-opruimers ruimen vooral op voor de visite. Ik hoorde van iemand die de pastoor aan zag komen en alles van de keukentafel in de oven schoof. Het lijkt erop dat mensen die vooral voor-de-visite-opruimen het niet de moeite waard vinden om het huis voor henzelf alléén gezellig en opgeruimd te houden. Dat is jammer, hoe leuk is het om na een middagje poetsen - innig tevreden - puur voor jezelf een bloemetje in huis te halen.

De klaar-voor-de-crisis types willen voorbereid zijn op slechte tijden. Het zijn de ’Dat is zonde om weg te gooien, want je weet maar nooit!’ types. Ze halen ritsen en knopen uit hun oude kleren, hebben een provisiekelder vol blikvoer en kasten vol zeep en zoveel plastic tasjes en elastiekjes in voorraad dat ze nooit op raken. Misschien kan het klaar-voor-de-crisis-type meer uit het leven halen als hij of zij leert om iets minder bang te zijn voor rampspoed en schaarste.

De hebbers zijn hamsteraars, de ’Doe je dat kastje weg? Mag ik het dan?’ types. De ‘In de reclame neem ik er altijd 12 van!’ types. Het zijn meestal geweldige goede koopjesjagers. Als ze iets voor een prikkie kunnen meenemen zullen ze dat niet laten, ook al hebben ze er thuis al genoeg van. Dit soort types moeten zich tegen zich zelf beschermen. Boodschappen doen met een lijstje en eerst iets opmaken of wegdoen voor ze iets nieuws kopen.


De struisvogels zijn de types die er voor zorgen dat alles er voor het oog keurig opgeruimd uitziet, maar soms de deuren van de kasten niet meer dicht krijgen.
Lades zijn al jaren niet meer open geweest, alles is overvol, achter een deurtje.
Ze houden niet van rommel en zorgen dat ze die dan ook niet hoeven te zien.
Ze vergeten wat ze allemaal aan spullen bezitten en moeten vaak lang zoeken als ze iets willen terugvinden. Andere mensen kunnen ook niet helpen zoeken, want een goed systeem is er niet.
Struisvogels leven op een rommelbom. Als ze gaan verhuizen zijn ze voorlopig nog niet klaar.

Een struisvogel zou eens een foto moeten maken van kasten met de deur open. Confronterend, maar wel een hele goed aanmoediging om eens flink te gaan ontspullen.

De weggooiers zijn mensen die, als ze dan eindelijk de stap nemen om te gaan opruimen, in de paniek schieten en van de weeromstuit van alles gaan weggooien. Ze geven ongewild hun diploma’s met de vuilnisman mee. Later hebben ze spijt. Weggooiers moeten er voor waken dat ze niet te veel tegelijk willen doen als ze gaan opruimen. Ruim in alle rust een uurtje op. Stop op tijd. Of vraag iemand (niet ook een weggooier) om gewoon eens even mee te kijken.  

De rechtleggers zijn de opruimtypes bij wie alle badhanddoeken op precies dezelfde manier keurig gevouwen moeten worden gestapeld. Flessen wijn moeten met het etiket naar voren in de kast staan. En blijven staan. Elk schilderij hangt exact waterpas. Alle kleding in de kast hangt precies op kleur. 

Dit soort types zijn lastig om mee samen te leven, omdat alles op hun manier moet gebeuren, of omdat ze werk van anderen doodleuk overdoen. Ze kunnen zich pas ontspannen en concentreren als er niets meer in de weg ligt of hun afleidt. Ben je zelf zo’n type, probeer dan een beetje minder streng te zijn. Laat bewust eens iets liggen. Dat leeft wel zo makkelijk en je leert dat er geen rampen gebeuren als je de teugels wat laat vieren.

De zig-zaggers zijn voor veel mensen heel herkenbaar. Een zig-zagger wil de keuken opruimen, vindt een boek dat niet bij de kookboeken in de keuken hoort en loopt naar de boekenkast in de kamer. Die is vol, maar er kan wel wat uit wat er eigenlijk niet hoort. De zig-zagger vindt tussen de boeken een stapeltje rekeningen en even later is de zig-zagger de administratiemap aan het ordenen. Uiteindelijk gebeurt er in de keuken weinig. Beter is om de ruimte die opgeruimd moet worden niet te verlaten. Spullen er niet thuishoren worden verzameld in dozen/kratten bij de deur, uitgesplitst in: Elders opbergen in huis, Vertrekplek of Afvalscheiding. Aan het einde van de opruimklus wordt de inhoud van deze kratten nog even verwerkt.



De slechte beginners wachten tot ze in de juiste ‘mood’ zijn. 
Ze komen niet op gang of weten niet waar ze moeten beginnen. 
Ze proberen onder een klus uit te komen door overal een geintje van te maken en zijn blij dat ze zich kunnen laten afleiden door een telefoontje of zo. 
Een slechte beginner kan proberen om eens met iemand anders op te gaan ruimen. Als er een afspraak in de agenda staat moet hij of zij wel….



De slechte stoppers kunnen als ze eenmaal begonnen zijn moeilijk weer loskomen van het opruimwerk. Als ze echter te lang doorgaan kunnen ze zo gespannen en moe worden dat hun humeur er onder lijdt en dat ze beslissingen gaan nemen waar ze later spijt van krijgen. 
Slechte stoppers kunnen van tevoren bepalen hoe lang zij de tijd willen nemen, zodat zij nadien genoeg tijd hebben om nog iets anders te kunnen doen of om wat te ontspannen. Het is een kwestie van de (eier)wekker zetten en écht de klus afronden als het alarm afgaat!

De chaos-is-juist-creatief-types willen het niet te strak opgeruimd hebben omdat ze hun creativiteit niet willen verliezen. Alles efficiënt opbergen en structureel alles wat overbodig is weg doen maakt dat dit type het plezier zou missen van precies op het juiste moment (toevallig) iets terug vinden. Met een beetje rommel zou het puur gevoelsmatige, het onbewuste en het intuïtieve in henzelf worden gestimuleerd. Met (een beetje) chaos heeft dit type het gevoel dat hij of zij meer in harmonie is met het leven. De balans daarin is alleen wel een dunne lijn. Een beetje chaos kan ontsporen in een enorme chaos. Steeds naar van alles moeten zoeken en groeiende irritaties en frustraties kunnen de creativiteit ook nadelig beïnvloeden.

De systeemzoekers zijn mensen die bij het opruimen steevast beginnen met het kopen van telkens weer nieuwe handige opruimattributen. Zij richten hun hoop op de nieuwe technische snufjes, heel handige stapelkratjes en digitale gadgets maar vergeten soms dat ze toch zelf aan de slag moeten. Een systeemzoeker kan het beste eerst de hoeveelheid spullen verminderen, daarna bekijken wat voor soort opruimsysteem hij of zij nodig heeft en dan pas met meetlint bij de hand dat gaan kopen.

De vasthouders zijn de types die spullen van vroeger willen houden. Ze kunnen geen afstand doen van de kast (met houtworm) die nog van oma is geweest of van die oude versleten theedoek die al zo vaak mee is geweest op vakantie. Ze zijn bang dat ze zonder de bijbehorende spullen zich mensen en situaties niet meer zouden kunnen herinneren. Als vasthouders leren hoe ze minder krampachtig vast hoeven te houden aan vroeger kunnen ze waarschijnlijk meer van het moment zelf genieten. Bovendien leren ze zo dat mooie herinneringen vooral in henzelf (en niet in hun spullen) geborgen zitten.


De perfectionisten willen alles zo vlekkeloos doen dat ze maar liever ergens niet aan beginnen als het niet precies kan worden wat ze er zelf van verwachten (perfectie dus). Perfectionisten zullen ook op andere gebieden, zoals hun werk, last hebben van perfectie dwang. Het goede nieuws is dat een perfectionist juist het opruimen als een testcase kan gebruiken om hiermee te leren omgaan. De perfectionist kan thuis vrijelijk experimenteren met verschillende manieren van opruimen die voor hem of haar goed zouden kunnen uitpakken, zoals leren om op tijd te stoppen (ook als het nog niet af is), toch maar ergens aan beginnen (ook al heeft hij of zij maar een kwartiertje) en verdragen dat als het een keer geen tien kan worden een klein zeventje toch tevreden kan stemmen.

De liggenlaters zijn de mensen die altijd bang zijn spullen te vergeten als ze het niet meer in het zicht hebben liggen. Uit het oog wordt bij hen (denken ze) dan al snel uit het hart, en daarom stallen ze van alles om zich heen uit en dat ontaardt al snel in een enorme zooi waar niemand aan mag komen want anders raakt het maar kwijt. De sleutel voor de liggenlater is om vaste plekken te bedenken voor wat het huis in komt, zoals bijvoorbeeld post in een la. Zo leert hij of zij er op te vertrouwen dat de spullen, die uit het zicht, maar wel op een vaste plek zijn opgeborgen, altijd terug te vinden zijn. 

De verplaatsers denken dat opruimen bestaat uit het schuiven met hun spullen her en der in huis. Ze kunnen uitstekend improviseren en besluiten telkens voor een andere (veel handiger) opbergplek. Een vaste opbergplek kunnen ze vaak niet kiezen, en daarom moeten ze ook vaak zoeken en peinzen ze zich suf waar ze spullen het laatste gebruikt of gezien hebben.
Spullen hebben een vaste plek nodig, voor verplaatsers is dat helemaal belangrijk. Begin met een vaste plek voor een paar dingen die steeds 'kwijt zijn' zoals sleutels of schaar en breidt dat stap voor stap uit.


De proppers blijven maar stouwen in de kast en jawel hoor: spullen passen er (vaak) nog net bij, maar proppers zijn lang bezig om iets uit de kast te pakken of vergeten wat ze hebben en kopen dan maar nieuw. Proppers zijn gebaat bij meer lucht en overzicht in hun kasten. Ze kunnen het beste na elk opruimbeurt steeds als ze denken dat ze klaar zijn toch nog iets wegdoen. 


De dat-zie-ik-toch-niet-types zijn de mensen (meestal mannen) die steevast over de spullen die op de trap liggen om mee naar boven te nemen heenstappen. Dit soort types doet wel de afwas maar ruimt niet alle schone vaat op en vergeet een doekje over het fornuis te halen. Ze zijn echt heus van goede wil, maar uit zich zelf zien ze niet wat er gedaan zou moeten worden. Voor degenen die dat wel zien is het lastig zich voor te stellen dat het geen luiheid of onwil is. Ruzie maken is meestal niet erg effectief. Vragen om de klus alsnog - of een volgende keer beter - te doen wel. En uitgebreid bedanken helpt ook!


De opruimen-is-zo-saai-types zijn de types die slecht tegen alsmaar dezelfde terugkerende klussen kunnen. Ze beginnen al te gapen als ze weer een grote vaat op het aanrecht zien staan of als ze echt geen zin hebben om al wéér de was op te moeten hangen. 
Voor deze opruimen-is-zo-saai-types is het zaak om van elke klus een uitdaging te maken.
Ze kunnen bijvoorbeeld de was gaan ophangen met een muziekje erbij of te proberen een recordtijd neer te zetten. Of ze kunnen voor de verandering alle was op kleur of op maat hangen, ondertussen met een vriend bellen of met een cd meezingen. Maak er gewoon wat van en zorg desnoods voor een heel spannende beloning! (dat kun je wel aan de eigen fantasie van dit type overlaten...) 

De pubers zeggen juist te gedijen bij een rommelige omgeving.
Ze vinden het wel avontuurlijk om de grenzen van de chaos op te zoeken. Ook al is het als ouder van zo’n puber moeilijk voor te stellen, hun eigen rommel kan ook staan voor veiligheid en warmte. En ter bemoediging: Meestal komt het wel weer goed als pubers op eigen benen leren staan.

De altijd-half-werk-types zijn de types die het niet makkelijk vinden om een klus af te ronden. Ze beginnen wel en doen ook heus wat, maar ze maken niets af. Er liggen overal klussen op hen te wachten om af te maken. Dan wordt het steeds lastiger om de zaak weer opnieuw op te pakken en dat geeft veel onrust.

Voor dit type is het een uitdaging om elke klus (hoe klein ook) af te ronden. Doe liever een paar kleine klusjes helemaal dan een reuzeklus half. De sleutel ligt in het indelen van grote klussen in haalbare kleinere klussen. 
En het verschil weten tussen een project en een haalbare klus. Een project is de hele administratie van jaren her te doen. Een haalbare klus voor één middag is om alle papieren van de afgelopen maand bij elkaar te zoeken.



-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Als er een aantal verschillende opruimtypes samenwoont, 
kan het voorkomen dat ze elkaars eigenschappen 
versterken, frustreren of compenseren.

Herkenbaar is het voorbeeld van de man die rustig in de ontbijtchaos 
de krant zit te lezen, terwijl zijn vrouw zich pas kan ontspannen als de tafel is afgeruimd, 
de stoelen zijn aangeschoven, de ontbijtboel is afgewassen en alles netjes is opgeruimd. 

Soms is er een list te verzinnen om meer op elkaars lijn te komen of zijn er afspraken te maken om elkaar niet te veel in het vaarwater te zitten. Maar het lijkt in ieder geval goed om ieders gevoeligheden uit te spreken en te proberen om begrip voor elkaars karaktereigenschappen op te brengen. 
Het helpt nu eenmaal wel als je zeker weet dat iemand geen rommel maakt puur om jou dwars te zitten of te ergeren. En het helpt ook om af en toe even te helpen om alles netjes op orde te krijgen, ook al was dat voor jou persoonlijk niet zo enorm hard nodig geweest. 

Om het meer eens te worden kunnen afspraken gemaakt worden over opruimcriteria zoals:
'Dus als ik thuis kom en het is mijn beurt om te koken tref ik een schoon en leeg aanrecht aan!' 

'Alleen het wasgoed dat in de wasmand ligt wordt gewassen.'

Het lijkt ook handig om afspraken te maken over een vaste taakverdeling. 
Probeer om de eigen taak zo goed mogelijk te doen. 
Bemoei je niet met klussen van huisgenoten, behalve als die zich niet aan de gemaakte afspraken houden. 

Ga vooral niet het werk van anderen overdoen.

Kortom: voer voor psychologen, en wellicht een dankbaar onderwerp voor een gezellige huisvergadering. 
Succes!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten